Onderhandelen en twijfelen in ruimte
Dramaturg Jeroen Peeters in gesprek met scenograaf Jozef Wouters over het project 'INFINI' van Decoratelier.
“Ik heb al heel lang een enorme fascinatie voor de theaterzaal, of eigenlijk voor alle ruimtes waarin mensen samenkomen. Theaters zijn al duizenden jaren gebouwen die zo groot mogelijk proberen te zijn, maar toch overspannen met daken die niet halverwege worden gestut door pilaren, zodat alle mensen die in het gebouw zitten min of meer hetzelfde kunnen zien. Dat verlangen om droog, donker en stil samen te kunnen kijken naar iets, die constructie van een gedeelde blik – daar wil ik mij in dit werk toe verhouden.”
'INFINI' begon in 2014, toen de KVS in Brussel scenograaf Jozef Wouters carte blanche gaf om in de grote zaal aan de slag te gaan, er zelfs enkele weken zijn atelier te vestigen om met de scène te kunnen experimenteren. Voordien had hij veel op locatie gewerkt of in de publieke ruimte, maar in het theater hanteert hij dezelfde manier van werken. Toen we elkaar in de zomer van 2015 spraken tijdens de voorbereidingen van 'INFINI', lichtte Wouters zijn drijfveer toe: “Dat is steeds weer mijn aanpak: mijn atelier vestigen in een gebouw en wachten tot dat gebouw tot mij begint te spreken en een bepaalde vraag stelt. Nu ik in een traditionele theaterzaal werk, begin ik dat gebouw actiever te ‘lezen’ en de specifieke architectuur en geschiedenis ervan te bestuderen.”
De basiselementen van het théâtre à l’italienne zijn ongeveer vijfhonderd jaar oud. De hoefijzervorm en het portaal leggen een bepaalde kijkrichting op vanuit de zaal naar de scène. Welke vraag stelt zo’n gebouw dan nog vandaag? “Indien er in de stad een ruimte bestaat waar je de wereld kan buitensluiten en iets anders tonen, in stilte en donker, dan is de vraag voor mij niet zozeer hoe je dat gebouw kan openbreken, maar wel: hoe kunnen we dat medium vandaag omarmen?” Nu onze samenleving and opvattingen over cultuur en publieke ruimte snel evolueren, wat zullen we doen met al die theatergebouwen en hun erfgoed? 'INFINI' probeert het gehele technische apparaat van het theater te activeren, zijn mogelijkheden om de aandacht te richten of andere ruimtes op te roepen via scenografische middelen.
“Voor mij is het ook een persoonlijke zoektocht naar wat het betekent scenograaf te zijn,” zie Wouters. “Wat betekent het om dat oude beroep vandaag verder te zetten? Voor dit project had ik me voorgenomen om te leren illusies te schilderen en perspectief te tekenen, twee dingen die ik niet kan maar die wel centraal staan in de geschiedenis van mijn beroep. Na wat rondbellen kwam ik terecht bij Thierry Bosquet, een bijna tachtigjarige decorschilder op rust, die een groot deel van zijn leven in De Munt heeft gewerkt onder Maurice Huisman. Een tijdlang ben ik elke twee weken naar zijn atelier in Ukkel gegaan. Hij vertelde mij over de geschiedenis van de scenografie, het perspectivisch kijken en het vluchtpunt. Thierry nam een beeld en verdeelde het in plannen, die ik vervolgens één voor één moest overtekenen en in een maquette hangen op zo’n manier dat als je er voor gaat staan het perspectief klopt. Ik zit daar dus tegenover een man die ook scenograaf is, en ondanks gigantische verschillen delen we ook een geschiedenis en een verlangen. We zijn allebei bezig met ruimtes die bekeken worden, met het organiseren van de blikrichting, met de vraag hoe iemand kijkt.”
Andere ruimtes
Een centrale inspiratiebron voor 'INFINI'is het werk van de achttiende-eeuwse Franse scenograaf Giovanni Niccolò Servandoni, een figuur die Wouters al langer fascineert. “Al tien jaar draag ik flarden van het verhaal van Servandoni met mij mee, die in Parijs ‘spectacles de machines’ maakte die bestonden uit de verbluffende wereld van geanimeerde decorelementen. Servandoni schreef dat hij de schilderkunst en de scenografie wilde verlossen van het juk van de poëzie en de dans. Voor zijn voorstellingen die uit louter scenografie bestonden kreeg hij een zaal ter beschikking die al zestig jaar leeg stond, de Salle des Machines, oorspronkelijk gebouwd om de grootste illusie ooit te kunnen maken. Na constructie bleek de zaal echter onbespeelbaar omdat de akoestiek te wensen overliet en er geen opera’s opgevoerd konden worden. Servandoni kon er dus zijn droom realiseren. Het eerste jaar, in 1738, heeft hij er een kopie van de Sint-Pietersbasiliek getoond, vanuit het verlangen om mensen die geen geld hadden om naar Rome te gaan toch het summum van architectuur te kunnen laten waarnemen. Het jaar daarop besloot hij om zeven verschillende ruimtes te tonen in zeven achtereenvolgende decors – daar komt het idee om een reeks infini’s te tonen vandaan.”
In de renaissance fungeerde vaak Rome als achterdoek in het theater, zodat toeschouwers een uitzicht hadden op de ideale stad. Historisch gezien is het theater een plek waar een stad en een gemeenschap naar een geïdealiseerd beeld van zichzelf komen kijken. Hoe kunnen we vandaag met die traditie omgaan?
“Dankzij de muren van het theater kun je de buitenwereld vergeten en een geheel nieuwe realiteit oproepen aan de binnenkant. De vraag is echter niet welke geïdealiseerde wereld wij vandaag moeten tonen, maar eerder hoe dat mechanisme vandaag nog betekenisvol kan worden gebruikt. Michiel Vandevelde zei me dat de muren van het theater precies de geïdealiseerde wereld die ons dagelijks omringt zouden kunnen buiten houden, zodat je binnen een negatieve ruimte kan laten ontstaan. Wat betekent het dat de stad steeds virtueler en plaatslozer wordt? Wat betekent het vandaag om te betogen of een plein te bezetten? Wat is een monument nog? Dat alles heeft uiteraard een impact op die theatermachine die midden in die stad staat en er historisch toe dient om die stad te gaan verbeelden. Wat kunnen we dan nog met dat theatergebouw? Hoe verbeeldt de stad zichzelf vandaag? Wat betekent de drastische verandering van de stedelijke ruimte voor de scenografie, dus voor het maken van ruimtes die vooral voorkant hebben en zich laten bekijken van op een afstand? Welke nieuwe mogelijkheden kunnen we erdoor ontdekken?”
De vraag wat je vandaag nog kan vertellen met oude technologieën zoals de salle à l’italienne, is dus onvermijdelijk gekoppeld aan een tweede vraag: hoe werken oude technologieën vandaag door in hoe wij naar de wereld kijken? Dat maakt de vraag naar het tonen van ‘andere ruimtes’ een complexe aangelegenheid. Wat betekent het om ‘andere ruimtes’ te tonen? Zitten we niet al te vaak in onze eigen kijkgewoontes en verwachtingspatronen verstrikt?
Sinds het begin van 'INFINI' heeft Decoratelier een groeiende groep van intussen zeventien kunstenaars (theatermakers, schrijvers, een architect) aangezocht om als ‘correspondent’ verschillende imaginaire ruimtes binnen te brengen in het theater. “Op een bepaald moment ben ik de theaterruimte beginnen omarmen als een plek die andere plekken kan verbeelden. Dat is historisch gezien ook de taak van het decoratelier: ruimtes verbeelden waar we op dat moment niet zijn,” vertelt Wouters. “Dan nog blijft de vraag welke ruimtes je gaat bouwen. We hebben een reeks mensen uitgenodigd in Decoratelier, waaraan we telkens dezelfde vraag stelden: kun jij voor ons bepalen welk landschap wij in het theater moeten tonen?”
Onderhandelen in ruimte
De vraag aan de correspondenten ‘Welke ruimte moeten we vandaag verbeelden?’ levert in 'INFINI' evenveel antwoorden op de vraag ‘Hoe wil jij vandaag in de grote zaal werken?’
Het oprichten van een tijdelijk Decoratelier, waarin de correspondenten met de scenograaf en een groep bouwers van gedachten wisselen over de plekken die ze willen verbeelden, was een belangrijke stap voor Wouters. “Dat atelier voelt voor mij als thuiskomen. De correspondenten van komen vaak af met een plek, concept of discours dat ik niet helemaal begrijp, maar het gesprek dat erop volgt kunnen we wel in ruimte voeren, samen met de bouwers en alle medewerkers. We discussiëren, stellen vragen, twijfelen en fantaseren in en met ruimte. Anders dan in architectuur is scenografie als een grote, onderhandelbare maquette.”
“Als scenograaf van 'INFINI' denk ik erover na hoe we die verschillende ruimtes gaan verbeelden, maar ook en misschien nog belangrijker, over hoe al die dingen samen kunnen bestaan in het theater. Scenografie is onderhandeling in ruimte. Onderhandeling tussen de ruimte waar het naar verwijst en de ruimte die er is. Onderhandeling tussen de verlangens van de makers en de realiteit van het materiaal en het budget en de techniek. En onderhandeling tussen het publiek en de scène: hoe kijk je? Hoe richt je de blik?”
Gedurig vragen stellen en onderhandelen in ruimte is een ervaring die Wouters in 'INFINI' uiteindelijk ook met de toeschouwer wil delen. Hij beschouwt de voorstelling dan ook als een reeks ‘essays’, waarin het experimenteren en uitproberen de vorm bepaalt. “Met Decoratelier proberen we al zoekend ruimte te maken, en misschien is scenografie wel de twijfelende architectuur bij uitstek. Door 'INFINI' te beschouwen als een essay is het perfect mogelijk dat de dingen die wij tonen nog staan te twijfelen. Voor mij is het belangrijk een ruimte te creëren waar je je kan afvragen waarom bepaalde zaken al dan niet werken en waarom dat dan zo is – dat is voor mij twijfelen op de scène. Ik denk dat het grote verlangen van dit project is om samen twijfelend de ruimte te delen en zo kunnen te twijfelen over ruimte.”