Steven Prengels over de muziek in 'Mein Gent'
Steven Prengels mag ondertussen trouwe kompaan genoemd worden van Alain Platel. Prengels zorgde voor de muzikale score van 'Gardenia', de soundscapes van 'C(H)OEURS', bewerkte Mahler op een manier die niemand doorhad voor nicht schlafen, leerde toondove dansers Bachkoralen aan in tauberbach, dirigeerde fanfares wereldwijd in En avant, marche!. Vandaag schrijft hij als een bezetene aan 'Ombra', een compositie-opdracht voor Opera Ballet Vlaanderen i.s.m/ laGeste. De situatie voor 'Ombra' is nieuw. Alain heeft Steven carte blanche gegeven met de woorden: “jij schrijft een avondvullend muziekstuk en ik maak daar een voorstelling op”.
Ondertussen tekent hij voor de muziek voor 'Mein Gent', drijvende kracht achter de voorstelling die balanceert op de rand van operette en revue. Ook al doet hij luchtig over 'Mein Gent', het is een huzarenstukje. Hij schreef trouwens niet enkel de muziek, maar begeleidde van bij aanvang, ergens in 2020, ook het koor bestaande uit een groep vrijwilligers. Tijdens de voorstelling stuwt hij hen vanuit de coulissen naar ongekende hoogten.
De hoogste tijd om dieper te focussen op zijn werk.
In de zonovergoten binnentuin naast onze kantoren steekt hij enthousiast van wal. “Gisteren op Conservatorium in Antwerpen (waar hij docent compositie is, nvdr), sprak ik met een Poolse student over mijn werk. Toen ik uitlegde hoe ik te werk ga, zoals een DJ, zoals 2manydjs, sampels opstapelend, zei die student: you are like a curator, you are curating the cathartics." Steven was duidelijk verguld met die omschrijving die hem weer wat houvast geeft in zijn praktijk van componist. Wie in de populaire muziek sampels samensmijt, kan daar veel succes mee oogsten, in het klassieke genre moet je je verdedigen. Terwijl voor Steven de essentie van componeren net is: dingen bijeenbrengen, wat hij door middel van collage doet. “The cathartics, I think that should be a word, voegde de student er nog aan toe. Ik hou van dat meervoud, of het nu bestaat of niet. Katharsissen. Dingen die oplossen. Het zijn er meerdere in een voorstelling. Of ze komen voor iedereen op een andere plaats. Dat is wat je met muziek doet: je organiseert de momenten waarin de spanningen van het schuren, wrikken, wringen oplossen.”
'Mein Gent' is muzikaal gezien een puzzel van vele miniaturen, veel kleine stukjes en brokjes. We zoomen in op de ouverture. Die is tot stand gekomen net voor de eerste coronastop in het repetitieproces. Het was muziek die een défilé van groteske figuren moest ondersteunen, een parade van de drie acteurs (Pascale Platel, Ineke Nijssen, Gorges Ocloo) die bij elke passage transformeerden. Toen gingen de deuren dicht vanwege corona (nov 2020).
Steven vertelt daarover: “Ik ben naar de studio blijven komen, alleen, en ik heb alleen aan die compositie doorgewerkt. Er kwamen heel veel elementen aan bod die we nu nog altijd hanteren. De sketch van Romain Deconinck, “Living it up” van Bert Kaempfert (de openingstune van Kapitein Zeppos), en andere onderdelen. De reactie van Alain was: dat is de hele voorstelling in een notendop, maar eigenlijk moeten we dit opnieuw opknippen en herverdelen over het geheel. Het eerste blok is de ouverture geworden, met als ingrediënten: klok, “Nouvelles avontures” van Ligeti, les Gents, een koorstuk van Tsjaikovski “Hyme aan de cherubijnen”, a capella koor waarop wij live een extra partij zingen, de ping van de microgolf, Dana Winner, opnieuw percussie van Ligeti, “Cats & Dogs” van Johannes Huppertz, met daarbovenop gesprekjes uit de reeks Schwarzwaldkliniek, een vioolconcerto van Paganini. En dan vergeet ik nog wel wat geluidkruiden. Die compositie is millimeterwerk. Ik zet dingen bijeen, luister nog eens, kijk ondertussen naar het decor, en blijf checken wat het muziek nodig heeft als compositie. Dat heeft te maken met een inherente logica: een muzikale structuur die zich opdringt. Maar die je niet altijd perse moet omarmen. Je mag ook tegen de verwachting ingaan. Uitstel inbouwen ten opzicht van de verwachtingspatronen die je opbouwt. Ze doorbreken.
Voor Dana Winner gebruiken we een opname waarop niemand mag meezingen. Ook dat is componeren: wat je niet doet, waar je niet voor kiest. Het koor zingt mee op Tsjaikovski maar absoluut niet op Dana Winner die je anders tastbaar en concreet maakt in hier en nu. Zoals dat nu binnenkomt, kan Dana Winner functioneren als een collectieve herinnering, gedeconnecteerd van de handeling. Zoals een Bachkoraal die binnenkomt. Denk maar aan het openingskoor van de Mattheuspassie: variatie, variatie, en dan is opeens die koraal daar. Dat doet die Dana Winner ook. Met als gevolg dat de grens tussen hoog en laag weg is, en tussen moeilijk en makkelijk. Je hebt Ligeti, Tsjaikovski en Dana Winner binnen dezelfde compositie. Van het ene is de laag highbrow pretentie af of de weerstand die avantgarde-muziek vaak oproept, van de andere is de laag commercie af. Je moet alleen goed uitkijken wanneer je moet wegknippen.”
“Je valt terug op een bibliotheek die je opgebouwd hebt in je hoofd. Van dingen die je toevallig recent gehoord of gezien hebt. In mijn lessen gebruik ik vaak die Ligeti als een voorbeeld. Die hit van Dana Winner is eens op een repetitie gepasseerd, en dan voel je hoe dat resoneert. Ik houd dat bij, en dan vraag ik mij af: wat kan ik mij daar tegenover zetten. Voor mij zijn dat allemaal ready-mades. Als ik die samenstel zoals Duchamp dat deed, dan komen er misschien andere betekenislagen naar boven drijven, die oorspronkelijk niet gezocht waren maar die wel komen bovendrijven.”
Die bibliotheek functioneert ook als een archief, en re-activeert kleuren en geuren uit het verleden. De muzikale stukken en brokken lijken wel de archeologische vondsten uit de levens van de mensen die hier aan meewerken, van Frank & Alain, maar ook Pascale die “Ik wil terug naar de kust” van Maggie MacNeal binnengooide. Of Ineke die aan het eind van de jaren ’80 deel uitmaakte van het fenomeen de Edelweizen (samen met Erna Van Akoleyen en Jeanne Pennings), drie jodelende madammen in een dirndl. Het is een manier om cultuurgeschiedenis te schrijven zonder teksten te gebruiken.
“Neem wat wij de potpourri noemen, een verzameling Gentse populaire liedjes. In het origineel zijn die grotendeel geschreven in majeur, voor trekzak en geef maar gas. Dat is fantastisch maar in onze context niet op z’n plaats. Ik heb die in mineur getrokken, en ‘ver-Schubert-ianizeerd’. Die onderliggende stuwing lost zich op op het moment dat Ineke dan het origineel fluit. Tegenover de historische laag staat een nummer van Skrillex, uit de bibliotheek van Gorges Ocloo. En die heeft een heel andere bibliotheek dan ik. Eerst deden we daar een Chopin, maar Gorges heeft tijdens een repetitie die muziek van Skrillex gebruikt. Het is een muzikale kleur die we nog niet hadden. Bovendien zag je dat het Gorges hielp om in zijn kracht te komen. Chopin eruit, Skrillex erin. Doen!”
'Mein Gent' moest twee keer uitgesteld worden wegens corona. “Het effect van de twee coronastops was dat er tijd kwam om te evalueren, ook al waren we bij de tweede stop bijna klaar om in première te gaan. Er is toch nog een gigantische redactie gebeurd. Er zijn dingen geschrapt, andere dingen bijgekomen. De potpourri met de Gentse liedjes zat er een jaar geleden nog niet in. Het aandeel van het koor is nu veel groter dan toen. We hebben meer met koor en bewegers kunnen werken. Hun aanwezigheid was aanvankelijk veel kleiner gedacht. Er is ook ruimte geweest om de liedjes meer te laten inklikken; ze maken nu deel van het script, vormen een commentaar, een beetjes zoals een Grieks koor in een Gentse volkstoneelversie.”
Hildegard De Vuyst – dramaturg 'Mein Gent'